I mentioned in several previous blog posts that many relatives fled from Belgium during both World Wars. Most of the refugees in my family during the Great War ended up in the United Kingdom and France, while others found refuge in the Netherlands and, very few, in the United States.
During World War II it appears to have been more difficult to find a country to travel to, in an attempt to escape the horrors that were ongoing in the homeland. The majority of my relatives stayed in Belgium during WWII, despite the horrible conditions they endured. By way of illustration of the hardships, I included hereafter an account of what happened to some relatives during the War...
It was last week that I came across a document from 1943 relating to my great grandfather, Marcel Brusten, and being directed to the National Relief Fund. Great-grandpa made leather soccer balls for a living and was barely making any money during the war. On top of that he had been struggling with his health for months and only received a small allowance during his illness. His wife, my great-grandmother Julia, did not have any income and my 18-year old great-aunt Jean only earned a little bit of money at Bell Telephone Company and so the family relied heavily on the income of my grandfather Henri.
Grandfather was only 16 years old at the time he was working at the Erla factory. This was an old Minerva car factory in the Belgian village of Mortsel. During the occupation, the occupiers had turned this factory into a workshop where plane engines were being restored. The people working in this factory included many local citizens desperately in need of an income to support their families.
On April 5, 1943, the American Air Force dropped hundreds of bombs on the village of Mortsel, in an attempt to destroy the Erla factory. The outcome was absolutely devastating. Well over 900 citizens died, including more than 200 children as several bombs were dropped on schools. Some bombs did fall on the Erla factory, while my 16-year old grandfather was working there.
In a statement written by a lady working at the National Relief Fund at that time, Henri's condition was described as follows:
Son Henri was heavily wounded at Erla. Stood in hall I. Was wounded on head, legs and broken arm. Is still in the hospital. Will not be better any time soon. Will stay there for quite a long time. Bruises over the entire body.
Grandfather did get better eventually and the family managed to live through the War. I know that, like several other relatives, grandpa Henri was active in the Underground during the War. However, he was captured. While he did manage to escape, I've been told he was captured again and had to perform forced labour.
At the end of the War, grandfather was released from a work camp by Canadian troops. My great-aunt Jean told me years ago that when she was going to pick him up after his release, she barely recognised him because he had gained so much weight from all the food the Canadians had given to him.
Sadly not all relatives survived the prisoner camps, as explained in previous blog posts...
As I was looking through names of prisoners who died in the Dachau concentration camp near Munich, I did come across the name of a German man called Wilhelm Brusten. Wilhelm came from the village of Stetternich, which is only a few miles from Körrenzig, which is where I've been able to trace my oldest known Brusten relatives to. Since the Brusten last name is very rare and bearing in mind the great proximity of these villages, I'm sure there must be a family relationship between Wilhelm Brusten and the Belgian branch of the Brusten family. For him being a German citizen, I don't know what had happened for Wilhelm to end up as a forced laborer in a concentration camp.
It seems that also for him, there was no way out.
*
* *
Ik vermelde al in eerdere blogberichten dat verschillende familieleden tijdens de twee wereldoorlogen wegvluchtten uit België. De meeste vluchtelingen in mijn familie tijdens de Grote Oorlog belandden in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, terwijl anderen konden vluchten naar Nederland, en slechts enkelen naar de Verenigde Staten.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het blijkbaar veel moeilijker om naar het buitenland te vluchten teneinde de gruwel thuis te ontlopen. De meerderheid van mijn familieleden bleef tijdens de Tweede Wereldoorlog in België, ondanks de verschrikkelijke omstandigheden die ze moesten doorstaan. Ter illustratie van die moeilijke tijd, geef ik hierna een schets van wat er met enkele familieleden gebeurde tijdens de oorlog...
Het was vorige week dat ik een document tegenkwam van 1943 betreffende mijn overgrootvader, Marcel Brusten, en dat betrekking had op een aanvraag tot vergoeding uit het rampenfonds. Overgrootvader verdiende geld door het maken van lederen voetballen, doch, tijdens de oorlog had hij nauwelijks inkomsten. Daarenboven had hij problemen met zijn gezondheid en ontving hij slechts een kleine ziekte-uitkering. Zijn vrouw, mijn overgrootmoeder Julia, had geen inkomen en mijn 18-jarige groottante Jean verdiende slechts een beetje op haar job bij Bell Telephone Company en het gezin hing dus in grote mate af van het inkomen van mijn grootvader Henri.
Grootvader was maar 16 jaar oud wanneer hij in de Erla fabriek werkte. Dat was de oude Minerva fabriek in Mortsel die tijdens de bezetting werd omgevormd in een werkplaats voor het herstellen van vliegtuigmotoren. De mensen die werkten in deze fabriek waren ook lokale burgers die nood hadden aan een inkomen om hun families te onderhouden.
Op 5 april 1943 dropte de Amerikaanse luchtmacht honderden bommen op het dorp Mortsel, teneinde de Erla fabriek te vernietigen. De gevolgen waren ronduit rampzalig. Ruim meer dan 900 burgers overleden, inclusief meer dan 200 kinderen vermits er bommen op scholen vielen. Er vielen ook bommen op de Erla fabriek, terwijl mijn 16-jarige grootvader daar aan het werk was.
In een verklaring geschreven door de dame van het rampenfonds werd de toestand van Henri als volgt beschreven:
Zoon Henri werd ernstig gewond in Erla. Stond in hal I. Gekwetst aan hoofd benen en gebroken arm. Is nog steeds in het gasthuis. Zal daar nog geruime tijd verblijven. Is nog lang niet aan de beterhand. Kneuzingen over het gehele lichaam.
Grootvader kwam er bovenop en het gezin overleefde de oorlog. Ik weet dat grootvader Henri, net als vele andere familieleden, actief was in het Verzet. Hij werd echter gevangen genomen. Hoewel hij kon ontsnappen, is me verteld dat hij opnieuw werd gevangen genomen en dwangarbeid moest uitvoeren.
Op het einde van de oorlog werd grootvader bevrijd door Canadese soldaten. Mijn groottante Jean vertelde me jaren geleden dat, wanneer ze haar broer ging ophalen na zijn bevrijding, ze hem amper herkende omdat hij zo veel was bijgekomen van al het eten dat hij van de Canadezen had gekregen.
Jammer genoeg overleefden niet alle familieleden de strafkampen, zoals uitgelegd in vorige blogberichten...
Terwijl ik naar namen was aan het kijken van gevangenen die in het Dachau concentratiekamp zijn overleden, kwam ik de naam tegen van een Duitser die Wilhelm Brusten noemde. Wilhelm kwam uit het dorp Stetternich, dat slechts enkele kilometers verwijderd is van Körrenzig, waar ik de tot nu toe oudst bekende familieleden heb kunnen naar traceren. Aangezien Brusten een zeldzame naam is en afgaand op de nabijheid van Stetternich en Körrenzig, ben ik er zeker van dat er een familieverband moet bestaan tussen Wilhelm Brusten en de Belgische tak van de familie Brusten. Ik weet niet wat de reden was van zijn opsluiting in een concentratiekamp als dwangarbeider.
Blijkbaar was er ook voor hem geen enkele uitweg...